343
HET KORTENBOSCH.
veel quaetwillige personen haer ondernemen te doen,
niet alleen tgene voorss. is, maer ooc te vollen de slooten,
te schenden de boomen, te doorschieten, breecken en
beclimmen de poorten ende heiningen van Cortenbosch,
nemen en ruineren de vruchten daer binnen en ander
moéwil en insolentie meer, de vrouwspersonen tot binnen
den Cortenbosch naeckt naeteloopen ende haer schande-
lijck te vertoonen, soo ist dat wij een ygelyck waer-
schouwen bij desen, sigh van alle tgene voorss. is, te
onthouden, en dat wij van meeninge sijn jegens de
brueckige te doen executeren, sonder eenige conniventie
de boetens en bruecken enz.”
Wij zien hieruit dat de jeugd destijds neiging ver
toonde tot den natuurstaat terug te keeren.
Dat het Fannius met deze bedreiging ernst was blijkt
dat hij inderdaad een paar dienders aanstelde om nauw
lettend toezicht te houden en „dickwils de ronde ende
visite te doen”. Zij legden den eed af in handen van den
President van het Hof en werden in hunne instructie
gelast de schuldigen te brengen op de Voorpoorte ende
gevangenisse van den Hove (Gevangenpoort). Bijlage C.
Cornells Fannius zal waarschijnlijk het hek met de
steenen leeuwen aan den hoofdingang van zijn leengoed
hebben doen plaatsen.
Op nevenstaande penteekening, welke genomen is naar
een plattegrond van het noord-westelijk gedeelte van de
stad, welke buitengewoon nauwkeurig is bewerkt en uit
het laatst der zeventiende eeuw dagteekent, komt het hek
voor het eerst voor. Het is met de leeuwen op de pijlers
duidelijk te herkennen, en staat tusschen lage ge
bouwtjes in.
Op den plattegrond van Daniel Langeweg kunnen wij
het hek eveneens onderscheiden.