348 HET KORTENBOSCH. i) Daar Cornelia Fannius in haar testament had bepaald dat het leen bij kinderloos overlijden van haar dochter Cornelia aan Jacoba moest vervallen, moest zij en haar echtgenoot over den verkoop worden geraadpleegd. De derde dochter Johanna Catharina van Wesel, gehuwd met Mr. Christiaan Scholten van Aschat, Commissaris van de Hoofdelijke belastingen ter Admiraliteit te Amsterdam, werd bij overlijden van haar moeder beleend met de hofstad en baronie van Haarlem en met een huis en hofstad te Poeldijk. Magistraat te verkoopen, is na deliberatie goedgevonden om Burgemeesters te verzoeken om te examineeren hoe veel de revenues en lasten van de heerlijkheid jaarlijks zijn en te informeeren, voor welke som het te koop is.” De onderhandelingen sprongen evenwel af omdat men het niet over den prijs kon eens worden. Op het einde van het jaar 1772 werden de onder handelingen nu met Cornelia Barbara opnieuw aangeknoopt. Dat de verkoop door de Vrouwe van Cortenbosch zeer gaarne zou zijn gezien, blijkt uit een brief, die haar zuster Jacoba Judith van Wesel, gehuwd met Abraham Catharinus Van-Gelé Twent, haar den 25“ November 1776 schreef: „Nous consantont a la vente du Cortenbosch, vu en premier lieux la tranquilité que cela vous doneroit et l’avantage que cela vous seroit d’ en être debarasé, et que par consequent cela vous ferait du plaisir” en verder aan het slot ,,j’ espère ma chère de tout mon coeur que vous reusiré a cette vente que vous desiré si fort”. Deze verkoop, hoezeer ook gewenscht, kwam evenwel evenmin tot stand. De „heeren van den Haag” hadden voor het leen met de erfpachten op omliggende perceelen 50000 gulden geboden en 46000 zonder de erfpachten; daarentegen verlangde de Vrouwe van Kortenbosch voor het leen, zonder de erfpachten 49000 gulden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 370