35°
HET KORTENBOSCH.
Signeur
het leen „soude hebben gevoert galg en rat en dat de
galg zoude gestaan hebben in de puynstaalen agter de
suydmolen”. Toen men eens op die plek aan het graven
was geweest, had men nog stompen van hout gevonden
„die geseijt wierde te hebben gehoort aan de voorsz. galg”.
De juffrouw ging in haar getuigenis natuurlijk nog een
stapje verder. Zij had van haar ouders, die de tuinen,
welke zij in gebruik had, 42 jaren in huur hadden be
zeten, wel hooren zeggen, dat de groote kamer' met het
uitstekje de plaats was geweest waar het gerecht van
Cortenbosch vergaderde en haar zitting hield.
De getuigenis van beide oudjes, aan wier waarheids
liefde wij niet mogen twijfelen, maar die waarschijnlijk
deze geheimzinnige verhalen, die er bij het volk zoo
grif in gaan, weer door anderen hadden hooren doen,
klinkt evenwel uiterst comisch, wanneer men op de bij
gevoegde plattegrondjes het kleine stukje grond ziet, dat
eertijds het leen Kortenbosch heeft uitgemaakt, en men
denkt zich de deftig gepruikte heeren van het gerecht,
die in de groote kamer met het uitstekje over het wel
en wee van de gevangenen beschikte, die, wegens hals
misdaden op Kortenbosch begaan, in ketenen geklonken
in den kelder lagen, en weldra aan de galg of rad „ten
levende lijve” zouden worden geexecuteerd.
Het verhaal is zeer romantisch en het moet vooral
voor de eigenares van het leen zeer gewichtig hebben
geklonken dat haar voorgangers over het lot van mis
dadigers zouden hebben kunnen beschikken. Maar gelukkig
blijft van de heele historie niet veel over.
Het leen Kortenbosch is nooit een heerlijkheid geweest,
heeft dientengevolge nooit een eigen gerecht gehad en
dus evenmin galg en rad gevoerd.
En toch zit er in de getuigenis van Signeur van Wijk
een kern van waarheid en kunnen wij gemakkelijk den