354
HET KORTENBOSCH.
Wij zien hieruit dat de woning welke den naam
„Cortenbosch” droeg toen reeds was verdwenen.
Mr. Jacob Anthony Twent liet bij zijn overlijden op
26 Augustus 1815 drie kinderen na: Adriana, Abraham
en Agatha Anna Ottolina. Aan deze laatste werd bij
acte van scheiding der nalatenschap dd. 20 Juni 1818
het Kortenbosch toebedeeld.
Door haar huwelijk in 1824 met Paul Adolphe baron
Sirtema van Grovestins kwam het leen in dit oud Friesch
geslacht, waarin het tot 1877 verbleef.
Nog eenmaal dreigde Kortenbosch in geschil te komen
met het Gemeentebestuur.
Het was nl. in 1825 toen Baron Sirtema van Grove
stins op grond van een door de Staten van' Holland op
18 Maart 1664 aan de stad gegeven octrooi werd aan
geschreven om de beschoeiing van de singelgracht te
herstellen.
Toen de eigenaar van Kortenbosch evenwel door
zijn advocaat een pertinente weigering deed geven, was
het Gemeentebestuur zoo verstandig de zaak te laten rusten.
Eenige jaren vroeger in 1810 had men hetzelfde met
den heer J. A. Twent geprobeerd.
Deze had een uitvoerige memorie ingediend waarin
hij betoogde dat „de gronden van den heer van Korten
bosch niet belend waren aan den singel, maar aan den
weg loopende tusschen het water en desselfs goederen
en dat derhalve in geenen deele de eigenaar of heer
van Kortenbosch geconsideerd kon worden verpligt te
zijn tot het onderhoud van de schoeyinge tot zooverre
de weg aan den Haag is toebehoorende” en dat wel is
waar mevrouw van Wesele in 1778 eenige reparatie door
haren timmerman aan de beschoeiingen had laten doen
maar dat dit als een vrijwillige daad te beschouwen was.
Met deze verklaring had men eveneens in de zaak berust.