ARIJ VAN DER SPUIJ.
Supplement. (Zie Jaarboekje 1898).
Op bl. 100 van mijne levensschets, schreef ik dat
Arij het ouderlijk huis voor ’s-Gravenhage, reeds op zeer
jeugdigen leeftijd, verliet, doch dat ik niet kon ontdekken
bij wien hij in laatstgenoemde plaats gewoond heeft, en
op welke wijze hij er leefde. Dienaangaande kan ik thans
mededeelen dat hij, vóór 1801, te Rotterdam, onder
meester was bij den toenmaals zeer bekenden onder-
Toen ik mijne levensschets van Arij van der Spuij
voor het Jaarboekje van 1898 afsloot, dacht ik er geen
oogenblik aan, dat van die schets nog een supplement
het licht zou zien Toch is zulks het geval. Na die
afsluiting werden mij nog twee brieven over dit onderwerp
toegezonden de eene brief behelsde bloot geneologische
bijzonderheden, op zichzelve van geene groote waarde,
doch de tweede was geschreven door een vollen neef
van van der Spuij, en bevatte nog sommige bijzonder
heden, die ik het noodig achtte, ter volmaking van mijne
schets, nog aan de lezers van het „Jaarboekje” aan te
bieden. Wij laten hier dus die bijzonderheden volgen.