56 GIJSBERT KAREL VAN HOGENDORP. opgewekt, verdwijnt evenwel langzamerhand deze ambitie, om plaats te maken voor het voornemen, als staatsman den roem te gaan verwerven, waaraan zijn eerzuchtig gemoed behoefte had. Om dat doel te bereiken, moest hij evenwel studeeren, ten einde, zooals hij het uitdrukte „het geheele veld van de kennis der menschelijke samenleving te kunnen overzien”voor hem was dit ook geen opoffe ring, met ijver trok hij aan den arbeid, om „alle takken der regeering te doorgronden”, en men behoeft slechts de werkplannen in te zien, die hij voor zichzelf opstelde, om te weten, dat hij zijn tijd niet in lediggang door bracht. Gelijk een oprecht student in dien tijd betaamde, begint hij met de klassieken; nadat hij hunne taal is machtig geworden, dienen hem b. v. Livius, Sallustius, Tacitus, Herodotus e. a. om de oude geschiedenis te leeren kennen, Xenophon om de taktiek en de geographie te bestudeeren en tevens als inleiding in de economie en politiek. Daarbij bleef het evenwel nietvan de his torische werken komt hij als vanzelf in de wijsgeerige en economische; naast Hooft en Wagenaar worden Montesquieu, Luzac, Adam Smith, Voltaire, Kant, Rousseau e. a. ter hand genomen, en zoo trad aan Hogendorp’s geest eene wereldbeschouwing te gemoet, diametraal zich plaatsend tegenover die, waartoe zijne natuurlijke neiging en opvoeding hem hadden gebracht. In plaats van het staatsgezag te doen wortelen in het nevelachtig verleden of het op te hangen aan den Hemel, wilde men het opbouwen uit het niets der ongebonden menschelijke vrij heid; in plaats van eerbied voor de bestaande machten werd hare beperking of omverwerping gepredikt, in de plaats van standen-privilege de gelijkheid van allen tot uitgangspunt en doel van elke rechtsordening gesteld gelijke deelneming van allen in de regeering zou openen de gulden eeuw der lang verbeide democratie.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 66