TÓ GIJSBERT KAREL VAN HOGENDORP. geweest, thans gewillig zich boog voor de heerschzucht van één. En nu, voor de tweede maal door zijn beginsel tot ambteloos leven gedwongen, terwijl zijn lichaam door ziekte is verzwakt, maar zijn rustelooze geest even helder is gebleven als voorheen, komt de grijze Hogendorp op 68-jarigen leeftijd tot het besef, dat de 19e eeuw, wil ze niet in slaafsch despotisme leven, het steunsel en de kracht van het staatsbestuur ergens anders moet zoeken dan in een vervallen stand. Hogendorp, de oude aristocratische regent, die gedurende 20 jaren van revolutie zijn geloof in het ancien régime had behouden, aan den avond van zijn leven, onder den druk der monarchie, grijpt een ommekeer in hem plaatsmet andere oogen beziet hij thans de eens zoo gehate Fransche Revolutie: Lodewijk XVI op het schavot, de Septemberdagen, de moorden, de plunderingen, het staatsbankroet, al die uiterlijkheden, waarvoor hij vroeger slechts oog had, ze treden op den achtergrond, en hij ontdekt hare innerlijke beteekenis voor het staatkundig levenvoor zijn geest verrijst het beeld van den constitutioneelen staat der toekomst, opgetrokken op den breeden grondslag der volksregeering en daaraan zijne kracht ontleenend. Met bevende hand grijpt hij nog voor het laatst naar de pen, om zijne landgenooten te beleeren, dat de tijd voor de democratie is gekomen, dat in rechtstreeksche verkiezing, ministrieele verantwoordelijkheid en ontbin- dingsrecht de „Redding” van het vaderland is gelegen. Zijn taak is afgedaannog als een der jongeren scheidt hij uit het leven; het opkomend geslacht zou zijne nalatenschap aanvaarden en aanvangen met het moeilijk probleem, dat de beschaafde volken nog thans in een pijnlijk proces zoeken op te lossenhoe een volk zich zelf kan regeeren.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1900 | | pagina 86