KLACHTEN VAN BEWONERS VAN HET
HAAGSCHE BINNEN- EN BUITENHOF.
’s Gravenhage, I p. 166 v.
de Riemer, Beschr. v.
Het Haagsche Binnen- en Buitenhof herbergde in de
daar staande gebouwen in de i6; eeuw onder meer de
stadhouders met hun gezin en gevolg. Hoewel herhaaldelijk
gebleken was, dat de te hunner beschikking staande
localiteiten niet genoeg ruimte bevatten, en dientengevolge
verbouwingen en vergrootingen van het stadhouderlijk
kwartier plaats vonden, scheen het, dat men in het laatst
der i6; eeuw wederom ruimte te kort kwam en dat, om
leden van het gevolg onder dak te brengen, inkwartieringen
werden bevolen in kleinere huisjes, op het Buiten- en
Binnenhof staande. Waarschijnlijk verdroot dat den
bewoners dier huisjes en wendden zij zich te dier zake
tot het Hof van Holland. Van hun kant beriepen zich
de beambten van de stadhouders op eene onheugelijke
gewoonte.
Eene andere klacht was de volgende. Gelijk bekend,
had het Hof van Holland de onmiddellijke jurisdictie en
zekere administratieve macht over het Binnen- en Buitenhof
en< eenige daaromheen liggende terreinen. Zoo kwam het,