96
PRINS WILLEM III IN BETREKKING TOT DEN HAAG.
1) Volgens Mignet, Négociations relatives a la Succession
d’Espagne, D. IV., bl. 457, zoude door brieven, gedagteekend
uit den Haag van 2 en 8 September 1677 blijken, dat de Staten
destijds den Prins hadden afgeraden zich aldaar te vertoonen
„jusqu’a ce que le temps eüt adouci l’humeur du peuple, qui
était trés-mécontent de Son Altesse”. De waarheid van dat
bericht komt echter twijfelachtig voor.
2) In den zomer van 1690 zoude men daar nog eenmaal een
alarm beleven, uit vrees voor eene landing van de Franschen,
na den zeeslag bij Beachy Head. Velen o.a. de Heer van Nassau
Odyck maakten toen reeds aanstalten tot de vlucht. Journaal
van Huygens 1 en 22 Augustus 1690.
3) Overblijfsels van Geheugchenis, vs. 3589 en vgg.
Histoire de Guillaume III, D. I., bl. 194—195. Eene afbeelding
van dien intocht schijnt niet te bestaan.
den hertog van York, zijne jonge gemalin binnen den
Haag bracht, waar men reeds lang weer teruggekeerd
was tot de kalmte, die aan een Hofplaats betaamt. x)
Hunne plechtige intrede geschiedde den 14'” December.
Nadat de Prinses eenige dagen op Honslaersdijk had uit
gerust van de vermoeienissen der zeereis, begaven de
Prins en zij zich naar het Stadhouderlijk kwartier,
„Inrijdend door de straeten
In de vergulde koets, waerin zij beide saeten,
Daer de Mevrouw van eer recht tegen over sat
Die ’t Kistien op haer schoot met de Juweelen hadt”;
zooals Coenraet Droste er van rijmde, 2) die echter niet
gewaagt van de zes „gespikkelde” paarden, waarmede
de vorstelijke koets bespannen was. Onder een ontzag
lijken toevloed van menschen, kwam de stoet stadwaarts,
over de Loosduinsche brug, die geheel met festoenen
van groen behangen was, voorbij het Stadhuis, waar een
eerepoort was opgericht en verder met een omweg over
de Plaats en den Vijverberg naar het Binnenhof, waar de
jonggehuwden door alle regeeringspersonen en de buiten-