natie, waarbij de aandacht in de eerste plaats getrokken
werd door de schitterende verlichting bij ettelijke der
buitenlandsche gezanten.
Met dien eenen feestelijken dag hield overigens de
drukte niet op; zoolang ’s Konings verblijf duurde, dat
verscheiden weken aanhield, bleef een ongewone, woelige
stemming in den Haag heerschen. Bijna ontelbaar was
het aantal der vorstelijke personen, op dat oogenblik
aldaar bijeen, 2) waaronder de Keurvorsten van Branden
burg en van Beieren, de Landgraaf van Hessen en tal
van Rijksvorsten meerandere gekroonde hoofden lieten
den Koning begroeten door buitengewone ambassades,
die dan plechtig dienden te worden ingehaald. Dagelijks
was er het een of ander te zien, hetzij dat die hooge
gasten bij elkander ceremonieele bezoeken gingen afleggen
of met elkander aten, wat, naar het hofgebruik dier
dagen, doorgaans in het publiek geschiedde, 3) hetzij dat
de Koning met hen ter jacht toog in het Westland, of
zij zich te zamen in den schouwburg vertoonden; telkens
1) Ook bij vele particulieren o. a. bij den Heer van Schuylen-
burch, „Raad en Griffier van Z. M. Erf- en Heergoederen in
de Nederlanden”, die daarvan een liefhebber schijnt geweest
te zijn, daar Huygens twee jaren later, op ’s Konings geboorte
dag, 14 November 1693, aanteekende „Schuylenburg gaf een
festin, en maeckte wat geraes met vierwercken”.
2) Chevallier, fol. 162, noemt meer dan dertig vorsten op,
die destijds te ’s-Gravenhage vertoefden, benevens verscheiden
prinsessen. Voorts geeft hij een lijst van de voornaamsten van
’s Konings gevolg en van de in den Haag aanwezige diplomaten.
3) Bidloo teekent aan dat op een gastmaal bij den Keurvorst
van Brandenburg, waaraan ook de Koning deelnam, de bediening
zoo ordelijk geschiedde en „zoo verre boven de gewone wijze”
dat „het ook stilte en ontzach in de aanschouwers, tot groote
meenigte derwaards getrokken, verwekte”, waaruit mag op
gemaakt worden dat het bij zulke gelegenheden gewoonlijk
heel oneerbiedig toeging.
PRINS WILLEM III IN BETREKKING TOT DEN HAAG. IO7