EENE WANDELING DOOR ’s-GRAVENHAGE.
120
i) Zie het artikel van den heer Morren over het Kortenbosch,
in de „Bijdragen en Mededeelingen” I, 1900, p. 323.
Mijtens en de heeren Davit en Thomas Mijtens, Adriaen
Rosa, Commies en Johan Rosa, Burgemeester, Gerrit de
Cassiopijn, Leendert van Bijlant, bode, Ary Janss., bakker
in „de Drie Hammetjes”, Evert Leendertss. Lubbe in „de
Benauwde Werelt”, Johannes Roels en Bastiaen Middel-
beeck, „Apothecaris” in „de Lastdrager”, de erfgenamen
van Jhr. Jacob van Brederode, Abraham en Pieter Gras-
winckel en anderen.
In het laatste gedeelte van het Westeinde zien wij
meer kleinere burgerhuisjes en arbeiderswoningen, die
echter door hunne aardige trapjesgevels en net aanzien
een aangenamen indruk maken. Hier zien wij ook de
„travaille” van een hoefsmid, die reeds tal van jaren
heeft bestaan.
Aan het einde bij de Loosduinsche brug rechtsom slaande,
gaan wij langs het oud grafelijk leen van Kortenbosch en
komen zoo in de Pastoorswarande.
De groote poort met twee zittende leeuwen, die wij
tusschen kleine huisjes aan onze linkerhand zien, geeft
toegang tot de warmoeslanden en de zich daarop bevin
dende boerenwoning, die den weidschen naam van „Huis
te Kortenbosch” draagt. x)
De Pastoorswarande, in de volkstaal eenvoudig „Franje”
genoemd, behoorde eertijds aan den Pastoor van den Haag,
thans echter zijn er straten op gebouwd.
Wij volgen nu de Geest of het Slikeinde en zien op
den hoek aan onze rechterhand een groot gebouw voor
ons, het Pest- of Dolhuis geheeten. Hier stond vroeger
een kapel, gewijd aan den Heiligen Anthonius, waarbij
reeds in 1569 een Pesthuis gebouwd werd. Van de kapel
werd in 1607 een Dolhuis of krankzinnigengesticht ge-