EENE WANDELING DOOR ’s-GRAVENHAGE.
135
de Cretzer, bladz. 50.
2) de Fonseca, bladz. 142.
3) de Cretzer, bladz. 49 e. v.
4) Betz, bladz. 129 e. v.
die in den zomer een verkwikkelijke schaduw verleenen.
’s Ochtends, ’s middags en ’s avonds is het hier vol
wandelaars; des morgens „en négligé”, des middags „en
grande toilette”. Na den avondmaaltijd, in het langste van
de dagen, kan men hier wandelen totdat de duisternis invalt,
zonder dat ,,’t welck heel merckwaerdigh is” iemand daar iets
oneffens bejegent, „ofeenige kwade ontmoetinge bekomt”.1)
Het Voorhout is in zijne geheele lengte en breedte afgezet
met een houten „balie” of hek, tusschen de lindeboomen.
Daar buiten strekt zich een breede, geplaveide rijweg
uit, voor de karossen en ruiters.
Voornamelijk des Zondags na kerktijd kan men daar
den Haagschen beau-monde den „tour a la mode” zien
doen. 2) Dan is de wandelplaats achter de hekken zoo
vol, dat men elkander letterlijk verdringt, vooral wanneer
de Stadhouder en andere Vorstelijke personen eenige
keeren het Voorhout rondrijden. 3)
Somtijds evenwel is het Voorhout, buiten de „balie”,
wel eens het tooneel van minder vreedzame ontmoetingen,
wanneer de koetsiers van hooggeplaatste personen niet
voor elkander gelieven uit te wijken, waardoor dan vecht
partijen ontstaan, die slechts met moeite en zelfs een
paar maal door het beleid van Johan de Witt in eigen
persoon, moesten worden beslecht. 4)
Buiten de geplaveide straat staan nog weder 3 a 4 rijen
lindeboomen en daarachter, aan weerszijden, groote, aan
zienlijke huizen, ware paleizen, die het Voorhout dat
eigenaardig deftig aanzien geven, dat men te vergeefs in
andere steden zou zoeken.