EENE WANDELING DOOR ’s-GRAVENHAGE.
138
5
1) Zie Betz, bladz. 101 en van den Berch, Het tooneel enz.
bladz. 25.
Jan Crijnen, bakker, Hendrik Verbrugge en 00k Jan
Baptista van Fornenburch, schouwburg-directeur.
In het vorige jaar 1678 mocht deze van Fornenburch
wederom een Nederlandsch tooneelgezelschap oprichten.
Zestien jaren lang, gedurende de Engelsche oorlogen in
het Stadhouderlooze tijdvak, was ’s Gravenhage daarvan
verstoken geweest, doch na het sluiten van den vrede
van Nijmegen werd er weder toestemming daarvoor ver
leend, ondanks de tegenkanting der predikanten. Er werd
tot voorwaarde gesteld, dat de directeur 200 gld. zou
uitkeeren aan de armen en nog 2 stuivers van ieder
entrée-biljet. Deze laatste conditie is echter later weder
opgeheven geworden. De voorstellingen werden gegeven
op den Dennenweg, waarschijnlijk op den hoek van het
Malie-straatje, daar in het kohier van den tweehonderdsten
penning deze van Fornenburch als de laatste bewoner in
die straat voorkomt.
Het Maliestraatje gaan wij voorbij, het draagt zijn naam
naar de zoogenaamde „pailje-mailje-baan” die zich tot
aan het Smidswater uitstrekt. Aan de oostzijde van den
Dennenweg wonen Claes van der Linde, bakker, Willem
Janss. van Rhijn, Claes Nannings, bakker, Hendrick van
Ouwerick, mr. timmerman, de erfgenamen van de Vrouwe
van Catwijck en Cornelia van de Riviere.
Wij keeren nu weder om en komen dan aan de oostzijde
van het Voorhout, gedeeltelijk bezet met kleinere huizen,
behalve het groote huis van de Vrouwe van Aelbrants-
weert op den hoek, terwijl wij den hoek omslaande, de
huizen zien van Pieter Servaes van Aecken, de familie
van Oostdorp, Jan Floren, timmerman, den geschutgieter
Nieupoort en het Tapijthuis.