EENE WANDELING DOOR ’s-GRAVENHAGE.
153
kon hij zijn aschbak
Deze voorstellingen hielden echter in 1662 op en van
dat jaar tot 1678 mochten er geenerlei vertooningen van
welken aard ook, binnen ’s Gravenhage worden gegeven.
Na den vrede van Nijmegen is het Fransche tooneel
weder geopend geworden en mag het zich verheugen in
den steun van den jeugdigen Stadhouder Willem III, die
er eene toelage aan geeft van 5000 gld., terwijl, zooals
wij reeds vroeger zeiden, een Hollandsch tooneelgezelschap
zijne uitvoeringen geeft op den Dennenweg. De bewoners
van ’s-Gravenhage hebben dus weer ruimschoots gelegen
heid van den schouwburg gebruik te maken.
Doch keeren wij weder naar het Buiten-Hof terug.
Naast de pikeurstallen en de kaatsbaan staat het huis van de
erfgenamen van den Franschen „cramer” Prangan, vroeger
toebehoorende aan René de Nicastre, Hofmeester van den 1
Stadhouder Willem II en door hem verkocht aan den
wijnkooper van Soest; daarnaast den Procureur Cobmoeijers,
die in 1668 verlof vroeg om een deur te laten maken,
uitkomende in de pikeurschuur, daar hij naast die schuur
een besloten erf had liggen met een „aschback”. Dit erf
had hij gedeeltelijk betimmerd en nu
niet meer „bequaemelick” ledigen. Ook had hij een poos
geleden „benaauwtheijt ende perijkel” moeten uitstaan.
Door onvoorzichtigheid van de dienaars van den Prins
was er namelijk brand ontstaan in de pikeurschuur en
had hij ondervonden geen hulp te kunnen krijgen van
iemand, daar hij geen achteruitgang had aan zijn huis.
Op den zuidhoek van het Halstraatje, aan de westzijde
van het Buitenhof, zien wij een tamelijk hoog huis, waar
beneden een tabakswinkel wordt gehouden. Het wordt
bewoond door zekeren Waldeck, een vurig Oranjegezinde.
Als belooning voor de diensten, bewezen aan de partij
van den Stadhouder, heeft hij vergunning verkregen om
op Prinselijke feestdagen kleine kanonnetjes te mogen