EENE WANDELING DOOR ’s-GRAVENHAGE.
156
de meeste huizen, die kleiner en minder aanzienlijk zijn
dan in de straten, die wij zoo even doorgingen, bewoond
door winkeliers, herbergiers, enz. zooals„de Drie Sca-
bellen” van Johannes Hage, „de Rosencrans” bewoond
door Thomas Mony, kleermaker en „de Vergulde Haesse”
waar Paulus ter Haer, chirurgijn, zijne klanten scheert en
aderlaat. De erfgenamen van Pieter Houtthuijn, de Wed. van
Willem Wegewaert, geschutgieter, en Hendrick Guldemont
hebben daar ook hunne eigendommen, evenals Jan Severijn,
„lintvercooper”.
In het Lang Achterom valt ons oog op „de Drie
Kandelaren” van Gerrit van der Horst, „de Drie Kroonen”
van Jan de Swart, „de Vergulde Hartshoorn” van Annitgen
Rietvelt, Wed. van Dirck Pieterss. van Strijen en „den
Vergulden Roscam” van Robbrecht van Vueren.
De St. Pieter- of Gortstraat doorgaande, zien wij het
huis genaamd „de Roode Sterre” van de Wed. van Hendrick
van Huijsen en aan onze linkerhand een poort van een huis in
de Spuistraat, toebehoorende aan de familie van Mathenesse,
waarboven het wapen van dat geslacht is gebeiteld.
In de Spuistraat gekomen, zien wij aan onze rechterhand
op den hoek van de Veenestraat een herberg, genaamd
„de Zeeman”, die veel door de Scheveningers wordt
bezocht. Voordat de Scheveningsche steenweg werd aan
gelegd, had men van het dak van dit huis, waarop een
soort belvédère geplaatst was, een onbelemmerd uitzicht
op Scheveningen, zoodat men zelfs de schepen op het
strand kon zien aankomen.
De Spuistraat is, evenals de Veenestraat, bezet met
groote huizen, maar ook winkelhuizen vinden daar een
plaats. Op den hoek van de Gortstraat staat het zoo
even genoemde huis van Mathenesse, een zeer oud gebouw
dat ook eenigen tijd toebehoord heeft aan den Advocaat
van Holland, Johan van Oldenbarnevelt, die het in 1611