EENE WANDELING DOOR ’s-GRAVENHAGE.
166
Waspiek,
veel in „de Franse Harderinne”, Adriaen van
juwelier, Cornells van der Linden, „vettewariër” in
„den Bril” enz.
Thans zijn wij weer in de Poten gekomen en gaan nu
linksom voorbij de huizen van Saertje Davids, de Wed.
van Josua van der Minne enz. naar het Spui, dat wij,
van de Kapelsbrug waarop wij nu staan, gedeeltelijk
kunnen overzien. Deze brug wordt aldus genoemd naar
eene kapel, gewijd aan onze Lieve Vrouw, die zich eertijds
op deze plaats bevond.
Het Spui, een breede met boomen beplante gracht,
waarop aan beide kanten verscheidene kleinere grachten
uitkomen, vertoont zich nu in al zijn bedrijvigheid aan ons
oog. Dagelijks varen hier een aantal schuiten en schepen
door met allerlei koopwaren beladen, die naar de ver
schillende markten gaan. De veerschuiten op Delft, Rotter
dam, Leiden, Bergen op Zoom en andere plaatsen varen
hier af. Natuurlijk heeft door dit groote vertier dit gedeelte
der stad een geheel ander aanzien dan de andere wijken.
Wij gaan nu achtereenvolgens aan onze linkerhand de
huizen voorbij van den Deurwaarder Robijn, gehuwd met
de wed. van Willem van Aecken, den Notaris Martijn
Beeckman, Symon Molenhouck, wijnkooper en den schoen
maker Jan van Leeuwen, enz. Ook zien wij hier nog
„de drie Snellekens”, vroeger „de Steur” van Johannes
Bilderbeeck”, „commensaal-houder” en verscheidene groo-
tere en kleinere huizen van ambachtslieden, die betrekking
hebben op de schipperij, schippers en schippersknechts
en vele herbergen en kroegjes.
Wij zijn nu aan de Turfmarkt genaderd, die
wij even willen opwandelen. Hier op deze gracht,
die uitloopt op de Nieuwe Haven, komen de hout
en turfschepen aan, die alle inwoners der stad van brand
stoffen moeten voorzien. Vooral tegen den winter is het