IO v. Mieris, Charterboek I, pag. 253. id. pag. 211. 3) id- pag- 231. DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF. daarvan wederom veel zijn weggeschonken, verkocht of in leen gegeven; evenwel door koop, verbeurd verklaring of verovering op Westfries, of Stichtschen nabuur, of Vlaming breidde dat bezit zich op nieuw uit, zoodat het den nazaat niet mogelijk kan zijn maar eenigs- zins aantegeven, hoe uitgebreid dat grafelijke bezit wel kan geweest zijn. Bovendien vormden mede zoowel de aanwassen langs de stroomen, voor en na het aanvangen der meer geregelde bedijkingen, als de venen, poelen en plassen, met de heerlijke rechten daarop en daarlangs, het bezit van den landsheer, waarover hij veelal vrij naar eigen goedvinden kon beschikken. Niet alles bleef in zijn bezit, daar de eigendommen niet uitsluitend op den oudsten erfgenaam overgingen. Zoo verkocht in 1248 x) de Roomsch Koning al het land, dat hij bezat in Valkenburch, bij Leijden, doch zulks geschiedt met goedvinden van zijn broeder Floris, welke dus mede recht uitoefende op dit gedeelte van het grafelijk bezit. Ongeveer 14 jaren vroeger 2) had hun beider vader eene rijke schenking in grondbezit gedaan aan het reeds be staande, doch in wording zijnde, nonnenklooster te Loos- duinen; uit welke oorkonde voldoende blijkt, hoe welde graven destijds eigendom bezaten langs dit gedeelte van Hollands duinstrook, doch tevens, dat niet alles hen daar toebehoorde. Willems tante van vaders zijde, Vrouwe Richardis, bezat in 1246 3) een hof te Delft, waarop zij de abdij Koningsveld stichtte. Ook hier ging dus grafelijk bezit voor goed verloren, gelijk reeds dan ook in vooraf gaande eeuwen door schenking aan de abdij van Egmond en andere kloosterinstellingen moet zijn geschied.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 19