DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF. 12 b.v. de abdij van Egmond en die van Middelburg worden bereikt. En toch werden die steden niet uitverkoren. Mogelijk was keuze tusschen beiden niet raadzaam om geen wrevel of naijver bij een dezer welvarende steden op te wekken. Ook kon zulk een keuze ontevredenheid hebben opgewekt bij niet minder welvarende plaatsen als het oude Dordrecht of het niet minder oude Haarlem. Moge de keuze wellicht door dergelijke overwegingen eenigszins beheerscht zijn, toch verklaren deze op zich zelve nog niet de door Willem II genomen beslissing. Kan echter Koning Willem bij de grootsche plannen, die hij bij het nieuw in te richten hof zal hebben ge koesterd, wel er aan gedacht hebben om daarvoor een zijner bedrijvige, doch hoogst woelzieke, Hollandsche steden aan te wijzen Hoogstwaarschijnlijk moet op deze vraag het antwoord ontkennend luiden. Willem II toch wist maar al te goed, welken geest heerschte onder zijne onderdanen aan de zeekust. Hebben de Westfriezen in den strijd bij Hoogwoud, in 1256, getoond, dat hunne aanhankelijkheid tot het Hollandsche gravenhuis zeker niet groot was, ook niet tot dezen vorst zelven, zij bespaarden door hun optreden aan de onrustige burgers van de hoofdstad van het Sticht een geduchte kastijding, welke de gesneuvelde vorst hen had toegedacht wegens eene niet lang te voren ondergane beleediging in Utrecht zelve, toen een onverlaat zich vermeten had den vorst met een steenworp aan den disch te wonden, ’t Is waar de stad was in gebreke gebleven den schuldige uit te leverenzulks hinderde den Koning geducht. Utrechts bevolking nu was zeker niet van een rustig karakter, getuige de herhaalde Stichtsche woelingen na dien tijd tot de onderwerping van het gansche Bisdom aan Keizer Karei in 1528. Maar men rekene er op, dat

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 21