DE HAAGSCHE CLUB IN DE HOUTSTRAAT. 203 „wandelingen nog de rijwegen eenig nadeel daarbij souden „komen te lijden.” Het terrein zoude eene lengte van omstreeks 180 en eene breedte van omstreeks 80 Rijn- landsche voeten moeten hebben. Een gedeelte van het gebouw zou de Societeitslokalen moeten bevatten. In eene Nota van den Chevalier Yorke, van 9 Maart 1774, wordt het denkbeeld uitgewerkt en een volledig financieel plan daaraan toegevoegd. Eigenaardig is de aanhef van den geleibrief. „A force de vivre dans un pais, on est sujet a oublier qu’on n’en est pas et j’ai appris a m’inté- resser a tout ce qui regarde celui-ci; c’est la seule apologie a faire pour tout ce qu’un étranger peut proposer dans les choses oü il n’a qu’un intérêt passagen.” De mogelijkheid om, zelfs indien men het terrein kos teloos erlangde, voor 150000.een gebouw te ver krijgen dat, behalve de societeitslokalen, tevens een schouwburgzaal en, zooals werd voorgesteld, „une salie de redoute et de musique” zou bevatten” werd betwijfeld. Door information te Amsterdam ingewonnen, vernam men dat zelfs de aldaar juist opgerichte houten Schouwburg (op het Leidsche plein) ongeveer ƒ150000.— gekost had. Aan het geheele plan werd intusschen de bodem ingesla gen, toen een lid van Gecommitteerde Raden (de Gede puteerde Staten van die dagen) namens de Commissie door haar lid van Heiden Reinestein over de zaak gepolsd, te kennen gaf dat hij moest afraden eenige „démarche” in dien geest te doen. Men besloot toen zich tot den aankoop van een sociëteits gebouw te bepalen, en, nadat allerlei andere perceelen voorgesteld, maar ongeschikt geoordeeld waren, werden onderhandelingen geopend om het tot dusver gehuurde huis in eigendom te verkrijgen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 220