DE HAAGSCHE CLUB IN DE HOUTSTRAAT. 210 ook, Mr. tot het erlangen van bereiden. Aanvankelijk werd hun namens de Regeering geant woord dat, volgens eene bij het Departement van Justitie bestaande jurisprudentie, de wet van 22 April 1855 iStbl. No. 32) blijkens haar 15e artikel, niet gedoogt rechts- o. a. ook den vreemden diplomaten (membres temporaires) een meer aan de nieuwe eischen beantwoordende Societeits- inrichting te kunnen aanbieden. Inmiddels hadden vijf gewone leden op eigen naam het Hotel in het Lange Voorhout aangekocht, waar de Club thans gevestigd is. Zij hebben, door deze daad en het op zich nemen van een risico voor het geval dat het voorstel niet werd aangenomen, zich bijzonder verdienstelijk ge maakt jegens de Sociëteit. Hunne namen zijn Baron Th. de Smeth van Deurne. Baron A. van Brienen van de Groote Lindt. Graaf O. J. H. van Limburg Stirum. Jhr. E. H. van Loon. Graaf A. Z. van Rechteren Limpurg. Een bezwaar van juridischen aard, in de Vergadering van 1 October 1894 geopperd, bestond in de onzekerheid of de Sociëteit wel rechtspersoon was. Verkoop van het oude en vooral aankoop van een nieuw gebouw behoorde zoo werd betoogd eerst te geschieden nadat alle twijfel was opgeheven. Tot twijfel gaf o. a. aanleiding de bepaling van Art. 2 van het Reglement, volgens welke de gewone leden waren „les propriétaires de tous les biens meubles et immeubles „de la Société”. Het gebouw in de Houtstraat was zooals hierboven is vermeld, in 1776 overgedragen niet aan de Sociëteit, maar aan de leden der Sociëteit. De leden Mr. W. A. J. Farncombe Sanders en T. M. C. Asser werden uitgenoodigd de noodige stappen zekerheid omtrent dit punt voor te

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 227