DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
13
T) Die beweging
schen aard. (Verg,
pag. 300).
was van hoogst eigenaardigen republikein-
o. a. Blok, Geschied, van het Ned. volk, I,
de Hollandsche burgerijen geen haar beter waren, wat
in de volgende eeuwen mede maar al te duidelijk blijkt.
Die stemming schijnt slechts ten deele gekeerd te zijn
door tal van privilegiën, achtereenvolgens door Floris IV,
Willem II en Floris V verleend aan de verschillende
Hollandsche, Zeeuwsche en Westfriesche steden. Daardoor
werd veel goeds in de toekomst, nevens ouderlingen
naijver, maar ook veel verdriet aan de opvolgers dezer
graven voorbereid en bezorgd’s lands vrijheid nam
daarbij een aanvang.
Voegt men hierbij, ter kenschetsing van den lastigen
aard der bevolking, hoe in 1267 en 1268 de Kennemer
boeren (nu eens niet in strijd met hunne naburige West-
friezen, doch daarmede verbonden) tusschen Haarlem en
Utrecht en Amersfoort al plunderende het gansche land in
vreeze brachten, dan blijkt in het algemeen dat de
Hollandsche poorter- en landaard nu juist destijds niet
behoorlijke waarborgen aanbood aan den landvorst voor
een voortdurend loyale houding of bejegening van onder
danigheid. Het is zeer goed mogelijk, dat Koning Willem
dit alles voldoende voor oogen zal gehad hebben bij de
keuze van zijn toekomstig hofverblijf, en zich daarbij zal
hebben willen vrijmaken van alle omwalde of ommuurde
steden, waar de burger niet schromen zoude nu en dan
den vorst de les te lezen, in plaats van in ootmoed zijn
landsheer te dienen.
Zoodat het niet vreemd behoeft te wezen, dat het zoo
gunstig gelegen „die Haghe” in het midden van het
grafelijk gebied werd uitverkoren, t. w. het rustige oord,
dat nimmer werd omwald, en nimmer in grafelijke tijden