’S-GRAVENHAGE I25O— I900.
216
Westfriesche boeren hem, zwaar geharnast, en zinkend
door het ijs, niet hadden gedood, dan was hij gekroond
tot keizer van het H. Roomsche Rijk der Duitsche volken,
en had de zetel zijner regeering gestaan in de lage
landen, gelegen aan de zee, in het hem zoo dierbare
oord. Reeds had hij de keizerstad Aken op zijn tegen
stander veroverd, en had zich even groot getoond in
de overwinning als ridderlijk in den strijd. Den uit-
gehongerden belegerden liet hij toedienen van zijn eigen
.voorraad; hij schonk plaatselijke voorrechten en herstelde
kerken en godsdienstige instellingen, die door den krijg
hadden geleden. Reeds was hij, op Allerheiligen i No
vember 1248 in de Stiftskerk van onze Lieve Vrouw
tot Roomsch-koning gekroond en was hem toegezongen
„Willem, den grooten en vredelievenden Koning zij heil,
eer, leven en zegepraal”. Veel beloofde hij voor het Rijk,
maar de Voorzienigheid, die in haar Goddelijke Wijsheid
de wereld leidt, nam hem weg uit het leven, voordat de
uitkomsten de wenschen vervulde van zijn jeugd. Toch
heeft hij nu reeds de grootste aanspraak op de vereering
van het nageslacht, niet alleen om de koningskroon,
welke zijn slapen omspande, maar nog meer om zijn
koninklijke ziel en rijke gavenMoedig en in jonge
geestdrift niet bevreesd voor het wicht der keizerskroon
ridder zonder blaam en de edelste der edelen en toch
volksman, die door wijze keuren den stoot wist te geven
aan de burgerlijke vrijheid; oorlogsheld en beschermer
der kunsten, in de toekomst een vredevorst belovend,
met open oog en open hart voor het heil zijner onder
danen; drager van het hoogste tijdelijk gezag en tevens
man van godsvrucht, bij wien Gods hooge Majesteit en
vaderlijke Goedheid reeds van de jeugd af diep in het
harte gegrift stonden.
De stichting van ’s-Gravenhage is ook beteekenend,