’S-GRAVENHAGE I2JO—I9OO.
217
als we den tijd beschouwen, waarin Willem zijn bouw
begon, ’t Moge onjuist zijn, dat onze graaf den eersten
steen heeft gelegd van Keulens dom, zeker, dat hij
leefde in het tijdperk der omwenteling op bouwkundig
gebied, in den tijd, waarin de Romaansche knoppen zich
openden voor de Gothieke bloemzeker ook, dat hij die
omwenteling wist te benutten, en de bouw van het hof
is een eerste bladzijde in de nieuwe geschiedenis der
vaderlandsche bouwkunde. Er zat gang in dien stijl.
Ziet maar naar de „Groote Zaal” die Floris V, „der
Kaerlen god” slechts vijf en twintig jaar later bouwde
en waarin het genie van Gerrit van Leiden ook nu nog
triomfeert. Veel eerbied heeft men in latere tijden voor
de groote zaal niet gehad; gelukkig dat wij een tijd
beleven, waarin veel goed gemaakt wordt, en waarin,
als de restauratie voltooid zal zijn, de stichting en van
Willem II en zijn zoon Floris den roem zullen verkon
digen van dertieneeuwsche bouwkunst. Jan I, zoon van
Floris V, en laatste der graven uit het Hollandsche huis
resideerde in het hof, door zijn vader voltooid; ook bleef
het de residentie der graven uit de huizen van Hene
gouwen en Beieren, wanneer zij in Holland vertoefden.
Om de grafelijke woning vestigden zich edelen, ambachts
lieden en neringdoenden, en zoo wies het dorp „dieHaghe”.
De Rijksbouwmeester C. H. Peters noemt in zijn
belangrijk en hoogst leerzaam artikel (Het kasteel „die
Haghe”, Haagsch Jaarboekje 1894) den Augustusdag van
1284, toen graaf Floris het toen voltooide kasteel betrok,
den geboortedag van ’s-Gravenhage. We schrijven bijna
•een eeuw later, 1370. De Heer J. Kuyper heeft met
grondige kennis en steeds vaste hand op de „historische
kaart van ’s-Gravenhage” aangegeven, hoe, volgens het
handvest van Hertog Albert van Beieren, zich„dedorpe
Hage” had ontwikkeld. Het bepaalde zich tot de Grafe-