232 EENIGE HAAGSCHE DOCTOREN, ENZ. de gewone ge- - kwam in die een dergelijke voorbereiding onder - misschien in dien tijd verre te verkiezen boven een academische opleiding toch wel tot de zeldzaamheden hebben behoord. Kwakzalverij toen moeilijken van neeskunde te onderscheiden dan thans dagen herhaaldelijk voor. Geen Maandblad tegen de kwakzalverij kon de goê gemeente waarschuwenalleen een strenge straf, kon tot •een „afschuwelick exempel” strekken. En op het gebied van straffen was men niet gewoon een halven maatregel te nemen. Jn 1467 leefde in den Haag zekere Pieter Jansz., een alzoe angenomen ende geleert (had) dat hij mitter helpe van Godt vele ende diversche treffelicke persoonen ghenesen ende gecureert had”; daarenboven leefde hij wederom „nader leeringe der heyliger kercken, gaende ten dienste Godts, gelijck andere Christenmenschen doen.” Daar hij evenwel door zijn vroegere „conversatie metten heydenen” nog altijd als een suspect persoontje werd beschouwd, had hij het na zijn huwelijk raadzaam ge oordeeld in 1552 aan Keizer Karei „een oidtmoedige supplicatie” te richten, om hem voor goed in het graaf schap te mogen vestigen, hetwelk hem „uyt zonderlinge gracie” werd, toegestaan. Nog een ander voorbeeld geeft ons in 1536 zekere Michiel van Coelen, die in een dergelijk request, even eens aan Keizer Karei gericht, verklaarde: dat hij „heb bende hem van joncx opgevonden in ’t geselscap van den Egiptenairs omtrent 15 jairen daermede verkeert ende ommegegaen heeft, hangende welcker tijt hij onder henlieden gepractiseert heeft de conste van medicinen ende chirurgie, daer hij nu de cost mede dagelycx win nende es”. Waarschijnlijk zal die natuurkinderen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 249