i5 DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF. schelpkalk kwam uit Leijden, mede te water. Hout, in ruwen vorm, werd uit de naaste omgeving gehaald en kon voortreffelijk dienst doen voor allerlei bouwwerken van minder verheven of grootschen aard, voor stallen en schuren, keuken of dienstvertrek, en als brandstof in bakhuis en elders op het hof. Maar als brandstof bij uit nemendheid gold de turf; deze lag voor het grijpen in de gansche omgeving, toen en nog eeuwen later. Het goede meer waardevolle timmerhout werd zonder groote moeiten aangevoerd uit de stapelplaatsen, ten zuiden en ten noorden der hofplaats, al naar gelang de behoefte daaraan nijpend bleek. Het kostelijke vee in de welige landouwen om Delft en om Leijden, kon voorts zonder bezwaar langs de overigens niet te beste landwegen worden gedreven naar den Voorhof of den Benedenhof in die Haghe. Boter, kaas en melk was natuurlijk steeds ruimschoots voorhanden. Voor schapen en varkens, kippen of ander pluimgedierte, vond men hier voldoende ruimte ter herberging, maar ook voldoende voedsel om hen groot te brengen of in het leven te houden. De granen, die moesten worden aangevoerd, werden door 2 of 3 molens gemalen en overigens in eigen bakhuis tot brood omgezet. De omgevende wateren bodem ruimschoots ge legenheid aan tot het steeds voorhanden zijn van kostelijke rivier- of zoetwater visch; maar bovendien was de nabij heid van Scheveningen en van de zeekust meer bepaald waarborg, dat noch op vastedagen, noch op andere tijden, een gewenscht maal zoude ontbreken. Voor allerlei groenten, peul- en boomvruchten ontbrak natuurlijk de noodige ruimte ter aankweeking niet; ’s graven kooltuin en ’s graven boomgaard waren dan ook aanwezig. Ten slotte konden wijnen uit zuidelijke landen, over Delft toegevoerd wordende, of bieren van uitstekende hoedanig heid uit Delft, Leijden of Haarlem, ten deele zelfs uit

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 24