238
EENIGE HAAGSCHE DOCTOREN, ENZ.
1) De bekwame geneesheer Mr. Jan Tijing was o. a. burge
meester van Amsterdam, terwijl de Deventer geneesheer
Johannes Reidanus, die in 1555 tot stadsdokter werd aangesteld,
tevens Rector der Latijnsche school was. Overijselsche Almanak
1851, pag. 91.
in 1607 tot „dolhuis” werd ingericht, blijkt hieruit dat
zij op het einde der i6de eeuw reeds dien naam droeg.
Behalve malle Fye, waren bij Maerten Adriaensz. nog
verschillende andere „miserabele crancksinniche personen”
gelogeerd.
Voor iedere patient ontving hij 30 schellingen per week.
Of de Haagsche doctoren er ook bijbaantjes bijgehad
hebben -- hetgeen toendertijd niet ongewoon was x)
is mij niet gebleken. Wel was dit het geval met de chirur
gen, waarvan er zelfs éen schout van Rijswijk is geweest.
Gaan wij nu over tot de chirurgijns.
Zooals bekend is waren de chirurgijns tevens barbier.
Zij zijn dit gebleven tot in de eerste helft der 19^ eeuw.
Deze inférieure bezigheid, die de voorname chirurgijns
wel meestal aan hun leerlingen zullen hebben overgelaten,
was volstrekt geen beletsel om in de Magistratuur een
zekere rol te vervullen.
Mr. Arent van Jutfaes was o.a. in 1578 vroedschap
en daarna schepen van den Haag, benevens kerkmeester der
St. Jacobskerk; Mr. Jan Quartelaar komt in 1594 voor als
vroedschap, in het begin der 17- eeuw als schepen en
vervolgens als burgemeester.
Mr. Heynrick van Moerbeeck, chirurgijn in het Engelsche
gasthuis, was o.a. in 1583 en 1584 schout van Rijswijk
en beurtelings schepen en vroedschap van den Haag.
Maar ook andere baantjes werden dikwijls gelijktijdig
door hen waargenomen. Onder anderen was de chirurgijn