EENIGE HAAGSCHE DOCTOREN, ENZ.
24I
Ter Gouw dl. VI, p. 435.
16
Hij was verplicht alle inwoners van den Haag en
Haagambacht „te dienen in allen saecken ende siecten en
bysondere van der heete siecten van pestilencie van den
rijcke ende dies hem vermogen om loon ende de armen
van den Heyligen Geest ende huyssitten levende om nyet.”
Verder moest hij, indien men hem daertoe het verzoek
deed, met „Jan in ’t Sieckhuys” alle zieken, alvorens zij
naar het Pesthuis werden gebracht, onderzoeken of zij
door de pest waren aangetast.
Van betalende patiënten mocht hij voor dit onderzoek
2 stuivers rekenen waarvan hij maar een stuiver in
zijn zak stak, de andere helft was voor „Jan in ’t Sieck
huys” maar bij minvermogenden moest hij zijne
„visitatie” kosteloos verrichten.
De patiënten die in het „Pestilencie huys” ziek lagen
moest hij tweemaal daags bezoeken.
En voor al deze diensten werd hem slechts een salaris
van 4 ponden ’s jaars toegelegd.
Waarlijk ook zelfs voor die dagen een niet al te ruime
belooning, wanneer men bedenkt dat de twee stadschirurgijns
te Amsterdam in het tijdvak 1550 1580 elk een jaarwedde
van 25 gulden genoten.
In 1570 was Mr. Pieter Witbroot stadschirurgijn en
pestmeester. Het salaris was intusschen verdrievoudigd
en bedroeg nu 12 pond. Daarenboven kreeg hij 6 pond
„tot een tabbertlaicken”.
Een salaris dat slechts het dubbele van den prijs van
een „tabbertlaicken” bedraagt, mag intusschen nog niet
buitensporig hoog worden genoemd.
Hoelang Mr. Pieter in functie is gebleven, heb ik niet
kunnen nasporen, daar de serie Tresoriersrekeningen
behalve een van 1570/71 eerst aanvangt met