242
EENIGE HAAGSCHE DOCTOREN, ENZ.
de pocken daer hij
Origineel op het Gemeentearchief.
1585 maar in 1592 wordt wederom melding gemaakt
van een stadschirurgijn.
Voor dien tijd was evenwel Mr. Jan Quartelaer, wanneer
de omstandigheden zulks vereischten, in dienst van den
Magistraat werkzaam geweest.
In 1587 o.a. werd hem 80 pond uitbetaald „uyt saecke
van 17 maenden dienste”, terwijl hem in 1592 door „Schout,
Burgemeesters ende Gerechte 50 ponden [werd] toege-
voucht, uyt saecke hij eenige arme siecke gequetste ende
miserable persoenen, zoe inwoonders als vremdelingen
heeft gecureert ende genesen”.
In dat jaar werd door Schout, Burgemeesteren en het
Gerecht van den Haag, na ingewonnen advies en besluit
van den Vroedschap tot „stedemeester” aangesteld Mr.
Gangolf den Otter, of zooals hij in de wandeling genoemd
werd, Mr. Gangolf Jansz.
Bij contract met den Magistraat verbond hij zich
„omme te cureren generalicken alle den geen en, die bij
tijde van heete ofte pestilentiaale syecte binnen den Hage
besieckt ende besmet sullen werden”, en verder „alle
schamele personen, die eenige crancheijt sullen mogen
overcomen tzij van ulceratien ende andere diergelicke
saecken (vuytgesondert de syecte van
niet en sal wesen in gehouden.”)
Mr. Gangolf behoefde evenwel niemand te helpen, dieniet
voorzien was van een attest doorBurgemeesters onderteekend.
Zieke soldaten, die met een dergelijk attest tot hem
kwamen, moest hij insgelijks helpen, maar zijn onkosten
moest hij verhalen aan de Staten van Holland.
Voor de verpleging van zieke of gewonde soldaten
hadden de Staten van Holland tijdens den oorlog in
verschillende steden chirurgijns aangesteld.