245 EENIGE HAAGSCHE DOCTOREN, ENZ. zich liever aan vrouwen- dan aan mannenhulp overgaven. Toen speelden de vroedvrouwen een belangrijke rol en vormden zij als het ware een aanhangsel van de chirurgijns. Men vindt ze in den Haag van de vroegste tijden af. De baljuwsrekeningen van 1376/77 maken reeds melding van „Wendelmoede, tfroedewijf”. Een paar eeuwen later vinden wij „Marya ’t Vroetwijff” en „Neeltgen Jacobsdr. wed. Jan Zierss. vroevrouw”. Deze Neeltgen Jacobsdr. zal waarschijnlijk zijn Neeltgen Hoelen, die wij later als gemeente-vroedvrouw vinden vermeld. i) In 1567 had zij hoewel haar contract haar uit drukkelijk verbood den Haag zonder toestemming van den Magistraat te verlaten haar goed op een wagen geladen, met de bedoeling er stilletjes van door te gaan. Neeltgen, die reeds een jaar vroeger een vonnis van schepenen had gehad, waarschijnlijk omdat zij de nieuwe leer had omhelsd, scheen het raadzaam te vinden om de plaat te poetsen. Maar haar snood plan was door de dienaars van den Baljuw verijdeld. Zij werd nu opnieuw voor de Vierschaar gedaagd en ten eeuwigen dage het land uitgebannen met verbeurd verklaring van hare goederen. 2) In 1547 woonde Agnyse Diercx, vroetvrouwe in de Nieuwstraat. 3) De namen van al die dames te memoreeren, zou evenwel weinig nut hebben, alleen wil ik melding maken van eene Griete Gherrijtsdochter, „vroutvrouwe” alhier, t) Volgens Dr. Krul zou eerst in 1608 een vrouwelijke stadsverloskundige zijn aangesteld, p. 19. 2) Jacob Marcus, Sententien en indagingen van hertog Alva en van bijzondere steden, p. 270. s) Register der Appointementen van het Hof. p. 32.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 262