i8 DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF. Grafelijkheid werd uitbesteed, i) Klaarblijkelijk strekken deze 900 roeden (3375 M.) over de volle lengte van de Spui tot de „Vrijese”, einde van den Haagvliet voorbij de Geestbrug. Ook de nabij gelegen wegen, tusschen de hofplaats en Leijden en Delft, werden op hun tijd naar behoefte zoowat hersteld door volstorting der kuilen met mest en zand en door opzetting der kanten met veenzoden. Zulks gebeurde b.v. tegen 1397, toen Bisschop Frederik van Blanckenheym zijn hoog bezoek aan het hof zoude brengen tijdens zijn verblijf te Leijden, van waar hij aan het hof werd ver wacht met zijn gevolg en dan ook met wagens werd afgehaald. 1) Werken van het Historisch Genootschap, Dl. 24, pag. 117. (N.B. Voortaan aan te duiden door de letter W.) De gissing omtrent deze vaart, te vinden in de Mededeelingen der Ver. tot beoef. der geschied, van ’s Gravenh. i<= dl., 1880, pag. 28 -30, (overgenomen uit de Riemer, Beschr. v. ’s Gravenh., I, pag. 93), dat de oorspronkelijke vaart, van ’s Gravenhage naar Delft en Leijden, liep langs de „Schenck”, is ten eenenmale onwaarschijnlijk. Op pag. 219 aldaar wordt in verband met den Haagvliet gesproken van „Saembregghe”. In werkelijkheid luidt de mededeeling echter op 1357/58 (R.) Item van den „Vroenen sloete” te diepen, dat ment te winter liden mach mit miins heren provianchi twysken die „Stien- brugghe” ende vorbi die Binckhorst. Behalve dat met Vroenensloot bedoeld wordt de Trekvliet (verg, de oorkonde van 1308 bij van Mieris, Charterb., II, pag. 74) kan hier voor de Steenbrug nog gewezen worden op eene mededeeling van 1391/92 (R.) Item van dat hy die vaert op die spoye dolf van der „Stienbrugghe”, dair men miins heren provianchi op doet, tot an de hofgracht, dat minen here toebehoyrt te delven, over mits dat siin waterscip dair staet ende men sine provianchi dair opdoet. Erkend moet evenwel worden, dat (blijkens de rekeningen) ook de z.g. Geestbrug, destijds als steenbrug bekend is.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 27