DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
21
r) Moge ook al op aandringen van den beroemden Huygens
de Scheveningsche weg zijn tot stand gebracht in de I7de eeuw,
moge mede in diezelfde eeuw, doch iets vroeger, de rechte
Loosduinsche vaart in hoofdzaak zijn gegraven door de zand
achtige Westlandsche gronden, en daarbij een nevensliggende
weg denkelijk zijn verbreed en verbeterd, het is waarschijnlijk,
dat reeds in de 13d0 of I4‘lc eeuw karresporen of eenigszins
berijdbare wegen in deze zelfde richtingen zullen hebben bestaan.
Behalve het bestaan van den molen te Eikenduinen in 1316,
zijn ons bekend de „stiermans van Sceveninghen” tegen 1345,
doch ook blijkt bovendien op 1370 van zeker landdat int
Nortende gelegen is, als men te Sceveninghe gaet (de Riemer,
I, pag. 71).
-) W. Dl. 21, pag. 58.
dan ook het Buitenhof (uithof of nederhof) of oorspronkelijk
niet bestond, of wat waarschijnlijker lijkt dit alleen
te bereiken zal geweest zijn van over het Binnenhof.
Vrij spoedig echter zal de cingel tot stand zijn gekomen,
waardoor het vervoer over het Binnenhof werd vermeden
daardoor schijnt vermoedelijk de aanleg van de Spuipoort
noodig geworden.
Van het Buitenhof bestonden dan verder uitwegen naar
Scheveningen en Eikenduinen sinds den aanleg van het hof.1)
Uitdrukkelijk wordt in 1316 gemeld dat de valbrug werd
gemaakt, 2) waaruit af te leiden valt, dat er destijds maar
één valbrug is geweest, toegang gevende tot het hof, zijnde
in deze klaarblijkelijk bedoeld de z.g. Cokenpoort en brug.
Immers aan deze zijde was het hof alleen aan te vallen
en was dus strenge bewaking noodig. Het hof toch was
omringd aan alle zijden, hetzij door ontoegankelijk hout
ten noordoosten, hetzij door mulle zandgronden ten zuid
westen, waardoor geen vijand van beteekenis kon naderen
aan de zuidoostzijde, tusschen het Spui en den Binckhorst,
en tusschen Voorschoten en Poeldijk, strekte zich een drasse
veenachtige landstreek uit, waardoor geen aanvallende