DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
23
cum turri episcopali totaliter combustum estmet de nadere
bijvoeging: „Camera reginae illesa permansit”. 1)
Verbrandde dus zoowel het groote bisschopspaleis als
diens zomer- en winterverblijf, het vertrek der Koningin
(denkelijk overwelfd en meer op zich zelve staande) bleef
gespaard.
Niet onmogelijk wordt hier uitdrukkelijk bedoeld het
bijzondere verblijf van Willems gade Elizabeth, doch dan
doet zich hier de vraag opof misschien niet oorspron
kelijk Willem II het koninklijk hof heeft willen vestigen
of houden te Utrecht, in de Bisschoppelijke rijksstad. 2)
Na den brand in 1253 kan de Vorst naar eene andere
plaats hebben gaan omzien voor dit doel en wel zijn oog
meer gevestigd gehouden hebben op zijn eigen landstreek
zeker zal de hem in 1254 of 1255 toegebrachte steenworp
in de Bisschopsstad hem voor goed van die plaats hebben
doen afkeerig worden.
1) Jhr. J. J. de G'eer van Oudegein, Het Oude Trecht,
pag. 112 116.
2) Deze schrijver is van meening, dat hier van ouds een
bijzonder verblijf voor de Duitsche Keizerinnen zal aanwezig
geweest zijn, welke herhaaldelijk in de nde en i2do eeuw te
Utrecht hun gemaal vergezelden. Het uitdrukkelijk vermelden
in de kroniek (welke met dezen brand besluit) van het vertrek
der Koningin, mag wellicht met grond doen onderstellen, dat
hier bedoeld wordt het vertrek der gade van den neef van den
niet lang te voren overleden Bisschop Otto (III) van Holland.
In de voorafgaande eeuwen zal de Duitsche Keizerin zich wel
ietwat meer hebben beholpen.
3) Joh. de Beka (Edit. Buchel), pag. 80.
Stichter van het „Hof in die Haghe” is dan ontegen
zeggelijk Willem II, vooral ook in den meer weidschen
zin van „instelling” waar voortaan’s lands zaken geregeld
zouden worden behandeld. 3) Als verblijf voor onze graven