OUDE-EEUWSCI-IE AVONDBEDE. 315 bejegenen keizerskroon van Frankrijk en naar de opperheerschappij in Europa. Schier alle souvereinen en vorsten zagen den modernen Cesar naar de oogen. Prinses Wilhelmina haatte hem. Nooit heeft zij het hoofd gebogen voor den Corsikaan. Meer nog dan naar onderwerping der huizen van Habsburg en van Hohenzollern streefde Bonaparte naar den ondergang van het Huis van Oranje-Nassau. De Bataafsche Republiek was geheel afhankelijk van haar democratische zuster aan de Seine. Een dezer dagen had de Prinses een weekblad uit ’s-Gravenhage ont vangen, dat den toestand van het weleer vrije Nederland zinnebeeldig voorstelde als een sloepje, hetwelk met een dikken kabel aan een reusachtig, slingerend en half ontredderd fregat was bevestigd. Wél viel na de zware offers, waarmede men aan de monden van den Rijn en van de Schelde de zegeningen der zoogenaamde vrijheid had betaald, vooral na de nieuwe rampen van 1799, zekere reactionnaire beweging te ’s-Gravenhage en te Amsterdam op te merken. Wél waren in de herfst van dat jaar de prinsgezinden voor de eerste maal in overleg getreden met de gematigde patriotten en begonnen zich verschijnselen van berouw en van terugkeer tot gematigder gevoelens te ontwikkelen. Maar de trage staatkundige voortgang na 1795 had aan Frankrijk ruim den tijd gelaten om Nederland uit te zuigen. De minst edele kiemen der democratie hadden de elkaar snel opvolgende besturen gevuld met ongeschikt, deels onzedelijk personeel, onder aanwakkering van partijhaat en van vuig eigen belang. Gelijk in Frankrijk waren in Nederland geldzucht en corruptie aan de orde van den dag; de Bataafsche staatslieden, de achtergebleven aristocraten en de nieuw geïmporteerde aanzienlijken raadpleegden meer hun eigen belang dan dat van het vaderland. Al ontzag men zich niet om de oude „keezen” minachtend te gaan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 332