OUDE-EEUWSCHE AVONDBEDE.
321
Koning Willem I aan verouderde
beleid zijner raadslieden, niet vol-
Vasthoudendheid van
beginselen; gebrek aan
doende acht slaande op den geest en de behoeften van den
tijd, welke vrijzinniger instellingen eischte dan een grondwet
zonder nrinisteriëele verantwoordelijkheid; scherpe tegen
stand van de zijde der clericalen in het Zuidenvooral
de karakterlooze staatkunde der groote Mogendheden
verbraken na nauwlijks vijf-en-twintig jaren de gelukkige
hereeniging van Zuid- en Noord-Nederland. Na voorbeel-
delooze werkzaamheid en trots de beste bedoelingen,
waarmede Koning Willem I den Staat en de Koloniën
naar eigen opvatting had getracht te dienen, ten slotte
ontmoedigd door de lasten en de zorgen, die de langdurige
toestand van oorlog over zijn Rijk, thans van zooveel
21
onder het witte weduwenkapje van dankbaarheid en van
trots, toen zij haar zoon met opgestoken hand God tot
getuige hoorde aanroepen, dat hij de grondwet van de
Vereenigde Nederlanden zou onderhouden en handhaven, de
onafhankelijkheid van den Staat, de vrijheid en de welvaart
van ’s Lands ingezetenen met al zijn kracht zou bevorderen.
En hetgeen de Prinses vroeger nauwlijks had durven
denken, geschiedde op 21 September van het volgende
jaar in de Sainte-Gudule te Brussel, waar Koning Willem I
door den Plebaan en al zijn geestelijken werd binnengeleid
om door een plechtig te Deum in tegenwoordigheid van
al wat edel en hoog geplaatst in Noord- en in Zuid-Nederland
mocht heeten, te worden bevestigd, in dit opzicht aan
Karel V gelijk als Koning der Zeventien Provinciën.
Neèrlands toekomst aanschouwde de Prinses in hare klein
zonen aan ’s Konings zijde, Prins Willem van Oranje en Prins
Frederik: beiden in de school van tegenspoed opgewassen,
beiden in den strijd voor ’s Lands vrijheid met roem en
met eer gelauwerd.