37
DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
aen die brugghe, die men ghaet
gewrocht werd in de „nyenwe earner, die staet boven
die oude kuecken”. Hoewel het doel dier kamer niet
blijkt, schijnt toenmaals niet het geheele gebouw afge
broken mogelijk verandert destijds de bestemming van
het geheele gebouw eenigszins voor goed, daar in de
i6de eeuw niets noemenswaard meer bekend is omtrent
een meer langdurig vorstelijk vertoeven in die Haghe.
Voor de keuken werd reeds sinds de oudste tijden een
soort van begaanbaar paadje onderhouden 2)het sloot
zich denkelijk bij de 3 gangpaden aan over het Binnenhof,
t.w. die tusschen de beide poorten, tusschen de hofzaal
en de kapel en tusschen de hofzaal en de Middenpoort.
Achter de keuken lag de boomgaard van den hove,
daarvan door een hofsloot gescheiden. Tot hoeverre die
boomgaard zich precies uitstrekte, blijkt niet; hij sloot
oostelijk bij den kooltuin aan en werd denkelijk ten zuiden
begrensd door den singel. Die kooltuin zelf loopt dan
verder weder geleidelijk over in de z.g. Pooten. Eigenlijk
schijnen alle drie benamingen vrijwel synoniem.
Naast de keuken lag over de hofsloot of gracht de
herhaaldelijk in de rekeningen voorkomende Cokenbrug,
waarachter een soort van dubbel poorthuis schijnt te liggen.
Tot belangrijke opmerkingen leidt echter deze brug niet.
In 1499 komt zij voor als „middelbrug”, geldende deze
R. f. 133V. en 129V.
s) R- T352/54 f- 29v- Item in die coken ghewrocht, die strate
te maken voir die coken, an die stillecamer, ende dat groys te
cruden uten zale voir die coken.
3) R. 1361. Gewrocht aen den muur twischen de koken ende
den bomgard.
R. 1381/82. Gestopt opten ganc, die men gaet in den boomgaert.
Item f. 27c. Gewrocht an die brugghe twischen den koeltuun
ende den poten.
R. 1378/79 f. 19V. Gewrocht
uten singhel in den koeltuun.