DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
39
R. f. 27 32. In deze rekening blijkt mede van het nauw
verband tusschen coken en stove.
2) R. f. 421-. en v., 45V. De mede vermelde kleine stove blijkt
in 1366/67 f. 32r. te liggen onder den bekenden vierkanten
toren bij de oude zaal.
3) R- 1383/84 f. 37V.
4) R. 1387/88 f. 34r. Ghedecket op ten nuwen ganc bi der
stove, f. 351’. Nuwes glas in den ganc bi der stove, dat die
beer ghebroken hadde.
Hier zij eene uitweiding veroorloofd in het belang eener
van ouds bekende zaak van het Binnenhof, en in het belang
der topographische gesteldheid in de i7de en i8dc eeuw aldaar.
Bekend is in het algemeen het verhaal van den hofbeer,
(o. a. uit „de Pleegzoon” van Jacob van Lennep, Hoofdst. 27),
stove de grond geëffend wordt. Ook wordt zij binnen
beschoten.
Reeds in 1361/62 werd gemetseld aan de kleine stove
en „aen die grote stove op die oude earner”; glas wordt
mede daaraan geleverd, ende die stove al ghewittet
mit calck ende die paveyinghe te maken. 2)
Ruim 20 jaren later treft men aan ende an den
ronden toern bi der groter stove te dichten. 3) Hier is
bedoeld de zwaarste der beide torens aan de oude zaal.
Tegen 1387 werd de gang gemaakt van de oude zaal
naar de toen reeds bestaande kamers van Oostervant,
waarvoor baksteen uit Rijswijk werd aangevoerd, welke
overigens van lichtramen voorzien was. 4) Mogelijk was die
gang van hout hoofdzakelijk, en rustte zij op steenen voeting.
Hoe meer het Hof zich uitbreidde, hoe waarschijnlijker
het nut van de stove geringer zal geworden zijn. Indien
die stove mede strekte tot verzorging van arme lieden
of zieke gasten, laat het zich aanzien, dat later de gast
huizen in „die Haghe” in die behoeften zijn gaan voorzien.
Echter blijkt uit eene aanteekening van 1582, dat destijds
het besproken perceel nog als stove bekend was.