DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
43
1) R. 1455/56. Destijds had plaats het groote feest ter eere
van het Gulden Vlies.
s) R. f. 115c. en 1381’.
3) Bijdr. en Meded. van die Haghe, 1900, pag. 86.
Alvorens nu over te gaan tot het mededeelen van
aanteekeningen omtrent de verschillende inrichtingen op
den Nederhof, welke voor het dagelijksche leven van het
meeste belang waren, alsook voor het dagelijksche onder
houd der graven en hun gezin, hun gevolg en dienaars,
moet eerst voorafgaan eenige algemeene aanwijzing van
al wat daar zoo al werd aangetroffen en van de plaats,
door die inrichtingen ingenomen.
Reeds in 1316 worden vermeld: de boeverie en de
koekamp, voorts de ,,oudeJ’ bottelrie, de taelgerie, het
havichuus, duifhuus, hondehuus en de nieuwe stalin
1343 treft men aan de bakhuispoort met het bakhuis,
juwelen lagen bij die bornput, en van die earner bij die
grote put, dair myns genadichs heren juwelen stonden. x)
In 1482 is er dan voorts sprake van een zilverkanten
op het hof; in 1499 verneemt men, dat gedekt wordt
op datcamerkin staende aen de zuytzyde van de groote
zale, daer men dat zilverwerek vuyt pleecht te rechten. 2)
Het laat zich aanzien, dat gedurende al deze jaren
eenzelfde kamer kan zijn bedoeld. Vermoedelijk werd nu
deze „wooninge ende camere” in 1523 voor goed aan
deze en soortgelijke bestemming onttrokken en werd deze
ter bewoning afgestaan door den Keizer aan Jacob Clamp,
contrarolleur van der fabrycken, refectien ende reparatiën
binnen onzen hove.
Feitelijk zal dit destijds zonder bezwaar zijn geschied,
wijl Keizer Koning Karei wel nimmer voornemen zal
gehad hebben in die Haghe langdurig hofstaat te voeren.