45 DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF. Minder duidelijk, doch ook bruikbaar, is de rekening van 1352/54 waar het luidt: Item om te delven die grafte bi de boeverie, item van den groten stal inwaerts te boeverie toe te delven, item om te delven binnenhove tuschen der koken ente bachuyze ende tuschen den bachuyze ende boeverie, dat omme, ten viver toe. x) Daarbij is te voegen een zekere mededeeling van 1352/54, welke vermoedelijk eene bepaalde volgorde voor de ligging der gebouwen aangeeft. Toen werd „gescoyet” aen den muur van de boeverie, aen de smisse, aen de smalle stal, aen de grote stal ende aen het korenhuus. 2) Oudtijds nu schijnt de beek, van Wijnredael komende, alleen den hof begrensd te hebben aan de westzijde, terwijl dat de zuidzijde vermoedelijk door een hofgracht geheel of gedeeltelijk werd afgesloten. Deze omringde met een paar nevenslooten vermoedelijk de hooibergen en schuren met het korenhuis. Uit die gracht liep in noordelijke richting voorts een gracht of sloot, lang 24 roeden, naar de boeverie, welke op hare beurt geheel door water zal omsloten geweest zijn, omvattende hoofdzakelijk het thans bebouwde vak tusschen Buitenhof en Plaats. Aan de noord zijde liep denkelijk langs die boeverie eene uitwatering, tusschen de beek en den vijver; daarin lag een spui om naar goedvinden het water in den vijver te kunnen op houden of te laten afloopen. Zoo ongeveer schijnt men zich den algemeenen toestand te moeten voorstellen, waarbij in aanmerking te nemen, dat wellicht hier en daar scheidingsslootjes of heiningen of muren nog een en ander nader van elkander gescheiden hielden. De boeverie, vermeld als bij „die voirste poirte”, 3) omvatte het slac(h)huis met lardier en het vleeschhuis, t) R. f. 4or. 2) R. f. 29v. 3) W. Dl. 24, pag. 58.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 55