46
DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
doch zal voorts de noodige schuren bevat hebben, waarin
varkens, schapen en hoornvee werden opgeborgen in
ongunstig jaargetijde, wanneer het verblijf in hout, bosch,
wildernis of koekamp niet mogelijk was. Omringing door
water was denkelijk wel gewenscht hier, evenzoo als om
’t barchof en het korenhuis, waarvan het althans luidt in
1390/91de grafte te delven om ’t barc(h)hof. x)
De watering langs de Plaats laat zich gissen uit eenige
nadere aanteekeningen. 2) Zij moet kort voor 1460 zijn
dichtgeworpen geworden, want destijds spreekt men van
„oude beek”. Na dien tijd moet de vijver ververscht, enz.
zijn geworden langs de z.g. Middenpoort, wat in 1498
blijkt. Terwijl dat vroeger de vijver uitliep langs die oude
beek en zoo het bloed uit het slachthuis denkelijk weg
i) R. f. lor.
R. 1391/92. Item ghegeven van der aerde wech te voeren,
die voer Pilgrims huus op die Plaetse ende al die Plaetse
langhes lach, ende after uter graft ghescoten wort.
R. 1445/46. De „Spoye tenden dat lardier, daer dat water
over uuten viver loept”, geheel vergaan zijnde en verrot, werd
vernieuwd. Er kwam N.B. bij het opgraven een geheele molen
roede uit voor den dag, wat in zooverre niet verwonderen
moet aangezien de vijver fungeerde voor bewaarplaats van
houten balken. In 1361 62 (f. 361'.) luidt het b.v. ,,’t hout in de
viver te zoeken ende op te trecken”.
R. 1452'53 f. 66r die Spoye, daer dat water vuyt den
viver overloept opgewonden enz. o. a. werd „het vierde
gebyndt verstylt”.
R. 1460/62, f. 55V. Tot Mairtyn in die voirpoirte aldaer
dat gootgat gebroken doer die muer an die Plaetsesyde, ende
dat met een goot gemaict tot buyten an die oude beeck toe.
R. 1498, f. 1411'. Item voor ande Middelpoirte op den voirn.
hove zoe heeft de meester metselaer enen nyenwen dicken
langen muyr gemaict, dair die beke neffens in den vyver loopt,
f. 141V. de goot vermaakt, daar het bloed (van het slachuys)
door in den vijver loopt, en een ijzer er voor geplaatst opdat
de honden er niet in zouden loopen.