48
DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
1) R. puin uit het hof weg te voeren, „daer t bachuys plach
te staen”.
2) Extra ordin. rek. der Grafelijkheid, f. 52V.
R. f. 971'.
4) R. f. II2V.
6) R- 1375 z76, f-
Korenhuis en het barchhof. 5 en 6.
Mogelijk waren beiden onderling door eene gracht ge
scheiden, en overigens door water geheel omringd, daar
in 1390 de grachten „om ’t barchof werden gedolven”.
Het korenhuis zal wel eenigen omvang gehad hebben.
Tegen 1375 maakte de mandenmaker „vyf tralyden veyn-
steren op de corensolder voer die voghelen, die den tarwe
nielden”. Onder dien zolder lag denkelijk de dorschvloer,
waarvan het luidt: „ende die dore van der dorschvloer
te hoghen ende te widen”. 5)
2ir. 1378 79, f. 191-.
In 1394 was het verplaatst, hetzij mogelijk naar den
Benedenhof of anders naar den singel. x) Bekend is ook,
dat in 1455/56 een nieuw bakhuis werd gebouwd, wijl
het vorige was verbrand, 2) en dat dit nieuwe gebouw,
thans aan den singel, in 1483 werd opgeruimd en ver
vangen door een nieuw bakhuis. 3) Vermoedelijk verhuisde
het destijds naar het achterste gedeelte van het Binnenhof;
althans in 1515 blijkt het te liggen zeer nabij de tegen
woordige poort bij het Mauritshuis; toenmaals werd de
muur tusschen de nieuwe griffie en het bakhuis, die op
vallen stond, afgebroken en weder opgemetseld. I|)
Vermoedelijk zijn de bakhuispoort en brug tusschen
1375 en 1394 opgeruimd, toen zij niet meer noodig
bleken te zijn, wegens verplaatsing dier inrichting.
Zeer waarschijnlijk gaf anders die brug eertijds toegang
mede tot het