5° DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF. 22F. 1) R. 1412/13. 2) R- i378/79 f- 3) R- i452/53, f- 59v. R. 1506, f. 1751-, en Ó7r. afkomende leien gevoerd per wagen naar die Haghe en aldaar gelegd op mijns heren groten stal. Jaren daaraan voorafgaande waren beide stallen van binnen met aarde opgehoogd geworden, waarvoor gaten in het muurwerk werden gebroken, welke na de ophooging door den metselaar waren gedicht. 2) Mogelijk was de grond onder den vloer naar de achterliggende beek of gracht uitgezaktook de hoeken van het poorthuis bij de Kokenbrug bleken destijds gedaald te zijn, zoodat de „colummen van der valbrugghe bi der koken’gelaagd moesten worden. Het zoude ook kunnen wezen, dat toenmaals de geheele Nederhof opgehoogd werd. In het midden der 13d'eeuw herstelde de metselaar Voorts een en ander aan den grooten paardenstal up tie beeck; tegelijk werkte de timmer man aan den kleinen stal, welke heette te liggen „teynden die grote paerdenstal”. 3) Een van beide stallen wordt nu in 1504 afgebroken, zijnde de stal aan ’t westeinde van den Nederhof; de westmuur van dien stal was 10 roeden, 2 voeten (c. 38 M.) lang en 9 voeten (2.80 M.) hoog. Ook de zuidgevel „daer beyde die stallen aen vergaderden” werd eveneens afgebrokendaarna werd aan den kant der beek het fundament gelegd van een nieuwen muur „tusschen ’t water ende mijn genadich heeren gront”die muur werd verder opgetrokken, en moesten de gebruikers der leege erven (blijkens regeling van 1506) hierin evenredig gelden. 4) Denkelijk werd toenmaals de kleine stal afge broken, d. i. de meest westelijke van beide stallen mogelijk

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 60