56
DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
de
Meester Ridderkamer. 14
met nevenliggende
Steenhouwersloods. 15.
1) R. 1438/39, f- 75v-
2) R. f. 164V.
3) R. f. nor.
Het schijnt wel, dat bij den aanvang van het Bour
gondisch bewind (c. 1433) voor het eerst de Voorpoort
is geworden Gevangenpoort, en dat voor dien tijd de
door zwaar muurwerk uitblinkende Middenpoort (thans
Stadhouderspoort) voor dat doel diende.
Zoo luidt het dan ook in 1433/34 van allerhande
tymmeringe, die upten voirderpoirten binnen den hove
in den Hage getymmert is voir die gevangenen, die van
Leyden quamen enz.; en in 1434/35: een horde tusschen
’t waeckhuys ende die gevangen steen.
Kort daarna blijken de gevangenen op de Voorpoort
gewrocht te hebben in den „helen steen”. In 1506 is
er voorts ook sprake vaneen riddercamer upte poorte
van de gevangenis. -) Wanneer een enkele maal ruimte
te kort kwam, zocht men elders de gevangenen onder
te brengen op het Binnenhof; zoo werd in 1481 een
„betstede gemaict onder die Beyersche earner, dair die
gevangen van Dordrecht lagen”.
Wijders is er in de rekeningen sprake van
In de vroegste tijden vindt men in de rekeningen
melding gemaakt van een ridderhuis, dat nauw betrokken
schijnt bij de ridderspelen, op het Binnenhof, in de i4de
eeuw gehouden, en mogelijk diende tevens tot woonplaats
van de ridders, welke te gast kwamen bij den Graaf.