63
DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
1316 spreekt van: 6 sleutels
Reeds de rekening van
luidt het: die bregghe bi den vleyshuse te maken, daer
men den torf over vervoerde, i)
De laatste uitdrukking, welke bijna woordelijk ook ge
bezigd wordt in 1343 voor het slachthuis, leidt tot twijfel
omtrent de juiste plaats van het vleeschhuis.
Voor een meer juist inzicht in deze zaak zoude men
moeten weten, in hoeverre b.v. tegen 1343 het z.g. Veentje
kan zijn ontgonnen geweest, en b.v. tegen 1361 daaren
tegen de Zusterpolder, nevens de Veenestraat. In het
begin der i5de eeuw kwamen de oostwaarts liggende
Veenpolders aan de snede, en was vermoedelijk aan de
westzijde het nabijliggende veen reeds opgeruimd.
In en om de boeverie huisden oudtijds in de grachten
de zwanen. Er bevond zich dan ook in den hove een
bepaalde „coniins ende swaenscoy” waaraan in 1361
sloten en sleutels werden geleverd. Tegen 1366 luidt
het: „Item den joncvrouwen, van 90 zwanen te plocken”.
Tijdelijk werden tegen 1384 de grachten langs de boeverie
toegepaald om er de zwanen in te bewaren. 2)
In het algemeen waren die zwanen nog al op vrijheid
gesteld, vermoedelijk voornamelijk tegen den broedtijd;
af en toe werden zij per wagen teruggevoerd tot zelfs
uit Eikenduinen.
Tusschen de Voorpoort en de Middenpoort, meerendeels
langs den vijver, vond men ten slotte oudtijds de
Foyrie. 18.
Oude hondenhuis. 19.
Taelgerie. 20 en het
Valkhuis. 21.
R. 1359 '60 f. 40V., 1361 en 1364 66 f. 45r.
-) R. 1364/66 f. 36V. en 1383/84 f. 30V.