64
DE WORDING EN ONTWIKKELING VAN HET HOF.
1) W. Dl. 21, pag. 54-56, 58.
W. Dl. 24, pag. 50, 52 en 55.
3) De Riemer, I, pag. 74 en 168.
R. 1440 41, 1452'53 f. Ó3r., 1466 67 f. 64V., 691-, enz.
aen die taelgerie, nuwe waerderobe after die zale, earner
in ’t havichuus, voorts vantafelen op te weghene ende
te vermakene in die taelgerie, en ook van de „glinde,
tusschen de taelgerie ende het hondenhuus ende voor
dJoude bottelrie”. 1)
Die van 1343 kenteen nuwe schoorstien in die taelgerie,
verder die foyrie, valcberch, en ’t hondehuys ente foyrye. 2)
Behalve de nieuwe warderobe liggen de overige in
richtingen klaarblijkelijk bij elkander. Dat „telgerie” en
„warderobe” één in begrip zijn, bewijst de uitdrukking
van 1394: een nyenwe casse in mire vrouwen telgerie,
dair men hore cleder in sluten zoude.
Vreemd genoeg is overigens de aanwezigheid van zoo
danige telgerie in den Nederhof; doch het ridderhuis lag
zeer nabij. Ook schijnen synoniem de uitdrukkingen
havichuus, valcberch of het later voorkomende valkhuis.
’s Hertogs „havikkiers” zijn voorts bekend in 1363 en
1370, mogelijk ook nog in 1382. 3)
De foyrie (bewaarplaats van linnen en lakens en meubelen
enz.) lag tegen 1441 boven de Middenpoort, want men
verneemt destijdstwee oude kisten upten fourie boven
die binnenste poirte verlapt, daer men slaeplaken ende
oircussen in sluyt; nog was zij daar tegen 1453, want
het heetdie trappen, diemen upte foyerye gaet voir die
middelste poirte van den voirsz. hove, vermaect ende
verlapt. Tegen 1467 wordt echter die foyrie verplaatst
naar den zolder boven de kamer van Ludic, achter op
het Binnenhof, d. i. boven de z.g. zaal van de Lairesse
van lateren tijd. 4)