70 PRINS WILLEM III IN BETREKKING TOT DEN HAAG. Het was echter niet alleen bij officieele plechtigheden dat uitdrukking aan die genegenheid gegeven werd; menige hem ontsnapte verzuchting, door zijn omgeving opgevangen, getuigde daarvan op niet minder treffende wijze.1) En weder- keerig werd van de zijde der bevolking van den Haag nooit eene gelegenheid verzuimd om uiting te geven aan de gevoelens van verknochtheid, waarmede zij jegens hem was bezield. Reeds in ’s Prinsen eerste levensjaren werd daarvan blijk gegeven op eene wijze, die al spoedig het karakter aannam van een bepaalde oppositie tegen de Hooge Overheid. Had, bij de geboorte van Willem III zooals bereids in een vroeger opstel in dit Jaarboekje herinnerd werd ’s Gravenhage onder alle steden van Holland in vreugdebetoon uitgemunt, 2) en daarna bij zijn doop, zeer tot nadeel der stichtelijkheid, groot en klein zich ver drongen om daarvan getuige te zijn, of om althans iets te zien van den schitterenden stoet, die den doopeling bege leidde, zoodanige uitingen van Oranje-gezindheid behoefden der Regeering nog geene bekommering te baren, maar bedenkelijker werd het zoodra men in den lande begon gewaar te worden dat bij de Staten het voornemen bestond den Prins buiten de hooge ambten te houden, die door zijn voorgeslacht w'aren bekleed. Dat bleek reeds, nadat in Mei 1652 het prinsewapen uit de vaandels der Haagsche schutterij werd verwijderd Zoo teekende Constantyn Huygens de zoon aan, op 10 Mei 1689: de Con seyde: „het is nu Haeghsche kermis. O, dat men nu soo gelijck een vogel door de lucht eens konde over vliegen!” (Journaal I, bl. 122) en op 12 Mei 1690 (ibid. bl. 268) „(hij) praete van Haegsche kermis, en dat dien dagh de boeven kloek geluydt hadDe Con. sprack van de Haeghsche kermis, als of noch geern aeh Haegh dachte”. s) Mémoires de Hollande; Aitzema, Saecken van Staat en Oorlogh. ’t Dertichste Boeck.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 80