16
PRINS WILLEM III IN BETREKKING TOT DEN HAAG.
wezen op zijn lot. In het voorjaar van 1660 had in
Engeland de reactie plaats, waardoor de Stuarts tot den
troon werden teruggeroepen. Daarmede werd de positie
van den Prins eene geheel andere. Toen het Koninklijk
Huis van Engeland in het ongeluk geraakt was, hadden
de Oranje’s zich als trouwe vrienden doen kennen; voor
hare, in ballingschap rondzwervende broeders had het
hart der Prinses Royale zich nooit verloochend. Nu, dat
de fortuin hun weder toelachte, mocht men de hoop
koesteren dat van den herstelden troon een krachtige
invloed zou uitgaan, ten gunste van den jongen Prins.
Zoo verwachtten het diens vrienden, zoo vreesden het
zijne tegenstanders. Die mengeling van hoop en vrees
is dan ook niet te miskennen in de hoog opgeschroefde
eerbetooningen, waarmede Koning Karei overstelpt werd
op zijne doorreis, om bezit te gaan nemen van zijn Rijk.
De Staten van Holland, die vroeger den banneling steeds
vrij minachtend hadden behandeld en nog tot voor korten
tijd zich de trouwe vrienden van Cromwell hadden betoond,
namen nu het initiatief om den Koning te overreden zijn
weg over den Haag te nemen, en van het nabij gelegen
strand naar Engeland over te steken. Dienvolgens kwam
hij, vergezeld van zijne beide broeders en van de Prinses
Royale, in den vroegen ochtend van 25 Mei 1660 uit
Breda te Delft, waar, met eene talrijke bezending van
Hoog- en Edel Mogenden, ook de Prins aanwezig was,
en van daar ging het naar den Haag, de koninklijke
familie bijeen gezeten in de koets der Prinses Royale
„met den Heere Prince van Orange in eene der portiers”,
en gevolgd door een trein van meer dan zeventig koetsen,
Verhael in forme van Journael van de Reys Ende ’t Ver
toeven van den Seer Doorluchtige ende Machtige Prins Carel
De II Koning van Groot Britannien enz.
In ’s Graven-Hage bij Adriaen Vlack M.DC.LX.