82 PRINS WILLEM III IN BETREKKING TOT DEN HAAG. overijveriger! dienaar te redden. Maar, niettegenstaande het streng recht dat uitgeoefend was, was de Witt niet gerust. De oorlog liep af, een aanbod van Zweden om te bemiddelen werd aangenomen. Daarop werd van ge dachten gewisseld over de plaats waar de vredesonder handeling zou worden gevoerd. Van Engelands kant werd ’s Gravenhage daartoe voorgesteld. Hier werd dat voorstel, toen het ruchtbaar werd, met opgetogenheid vernomen, maar de Witt wilde er niet van hoorenhij kende den geest der bevolking genoeg om te voorzien dat, zoo de Koning van Engeland beproeven mocht bij het vredes verdrag eenig beding te maken ten gunste van den Prins van Oranje, daardoor terstond eene beweging zou worden uitgelokt, waarvan de aandrang onwederstaanbaar zou wezen. Doch die vrees openlijk te kennen te geven, ging niet aan, te minder omdat het voorstel van Enge land eene beleefdheid jegens de Regeering van Holland heette te zijn. Daarom werd d’Estrades in den arm ge nomen niet lang duurde het of men vernam dat Lodéwijk XIV, onze machtige bondgenoot, zijne goedkeuring niet kon hechten aan de keuze van den Haag als plaats van onderhandeling. 1) Dus moest daarvan wel worden afge- 1) Brieven van en aan Johan de Witt, II. blz. 462—’63. Mémoires du comte de Guiche, bl. 334 en 374. Lettres du comte d’Arlington, I. bl. 152, 173, 190. Brief van Heneage Pinch van Febr. 22—Maart 4 166667, *n het zevende „Report of the Royal Commission on Historical Manuscripts (1879) bl. 512. „Nothing brought ever greater joy to the people of Holland nor greater amazement to de Wyt than this message from the King. T’is most certain that in the debate of it amongst themselves many of their chief men said openly that it was a most Christian offer and that they should never escape the fury of the people if they did any way decline it. The only expedient de Wyt had left was to like the proposition, but withal to desire them to acquaint their allies” enz.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 92