87
PRINS WILLEM III IN BETREKKING TOT DEN HAAG.
niet te verzuimen, om niet de neerslachtigheid te laten
blijken die in de hoogere kringen heerschte. Doch door
zulke schijnvertoonmgen kon de steeds vermeerderende
gisting niet worden gekeerd; die nam nog toe toen een
aanslag op het leven van den Raadpensionaris werd
gepleegd. In den laten avond van den 21" Juni uit de
Staten-Vergadering komend, werd hij op de Plaats on
verhoeds door een viertal opgewonden personen aan
gevallen en verwond. Slechts een der vier, een jong
mensch, zoon van den raadsheer van der Graeff, werd
gevat. De Overheid begreep hem tot een gestreng voor
beeld te moeten stellen; een week na den aanslag werd
het doodvonnis in het openbaar aan hem voltrokken, i)
Maar die terechtstelling verbitterde de gemoederen nog
meer, zonder, de overtuiging te geven van de kracht der
Regeeringnog steeds werd in de Staten gesproken van
de noodzakelijkheid den Haag te verlaten brieven,
zoo beweert men, werden tegen de komst derFranschen
in gereedheid gebracht om Lodewijk XIV te smeeken de
stad te sparen, waar alle staatsstukken bewaard werden,
die het gewest betroffen, dat hij aan zijn kroon ging
zijn „Haegsche Coetsmal”. (Gedichten, uitg. van Dr. Worp,
VIII. bl. iói) en er werd een scherpe satyre op geleverd in
een pamflet van 1657: „Den Nievwen Speculative!! Tour a la
Mode Speel-waghen”.
J) Zooals bekend is, stond het schavot op het „Groene Zoodje”
in het volle gezicht van den Vijverberg;
„Dat droevige Schavott, dat in de schoonste plaets,
Den Haegh, de schoonste plaets staet en besitt, de Plaets”,
zooals Huygens het uitdrukt, had deze en zeker velen met hem,
gaarne van daar verwijderd gezien,
„Maer, hoor ik, ’s Lands gerecht en magh niet uyt het oog,
En daerom staet het hier getimmert schoon en hoogh”,
en bleef het daar nog lange jaren staan, als bewijs van ,,’t gesagh
van Hollands Roll en Raed”. Gedichten van Const. Huygens,
D. VIL, bl. 216, VIII. bl. 52, 63 en 259,