88 PRINS WILLEM III IN BETREKKING TOT DEN HAAG. hechten doch die diepe vernedering werd, Gode zij dank, verhoed. Terwijl in ’s lands vergaderzaal werd gejammerd en maatregelen der wanhoop werden beraamd, was elders reeds de beweging in vollen gang, die het herstel van het Stadhouderschap beoogde. Als een loopend vuur verspreidde zich die beweging van stad tot stad. Dien aandrang te weerstaan was ondenkbaar. Niettegenstaande al hetgeen vroeger daartegen besloten en plechtig bezworen was, werd aan het einde eener langdurige nachtelijke vergadering der Staten, in den vroegen ochtend van den 4" Juli, prins Willem III tot Stadhouder van Holland en Westfriesland verklaard, waartoe hij, twee dagen te voren, ook in Zeeland benoemd was. Den 9'1 verscheen hij, onder het geestdriftig gejuich der rijkelijk met oranje getooide menigte, uit het leger in den Haag, om den ambtseed afteleggen en zitting te nemen, 2) na welke plechtigheid hij het middagmaal ge bruikte bij zijne Grootmoeder, die in den namiddag de gelukwenschen der hooge Staatscolleges in ontvangst nam. 3) De Prins was inmiddels reeds weder naar de legerplaats te Bodegraven teruggekeerd, om de Franschen in het oog te houden. Doch terwijl hij daar aan de land zijde waakte, werd twee dagen daarna van den zeekant een ware paniek in den Haag veroorzaakt door de ver schijning van Engelsehe oorlogsschepen voor de monden van de Maas. In de Vergadering der Staten was de schrik zoo groot alsof de vijand reeds aan wal was. In allerijl werd hulp gezocht bij den Prins en aan de omliggende 1) Wicquefort, die dit meldt, had mogelijk wel zelf die brieven helpen opmaken. -) Histoire de Guillaume III, Amsterdam, chez Pierre Mortier, MDCCIII, D. L, bl. 71 en 72. 3) „Gij zaagt nog op uw ouden dag al wat geen nazaat zal gelooven” zong haar Vollenhove toe.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1901 | | pagina 98