HET BINNENHOF VAN I247—I747.
90
kelder onder de Oude zaal werden niet flink nagezien
destijdsdaarentegen werd voor het uiterlijk aanzien de
zuidelijke voorgevel van een trapgevel voorzien en 9
steenen leeuwen daarop geplaatst van verschillende grootte,
deels voorzien van wimpels en bannieren, allen „vergult
mit fynen goude.” Hoe fraai ook bedoeld, kan de uitvoe
ring wel iets te wenschen hebben overgelaten, want het
luidt volgens het bestek nog speciaal: „gevel ende torens
te pinceelen ende zuverlyck te maken, oft enen nyeuwen
gevel waer.” 7S) Die nieuwe raadkamer was vermoedelijk
iets voorbij het midden door een houten schut in twee
deelen gescheiden, waardoor misschien de eene afdeeling
den naam verkreeg van „cleyne raedtcamer.” 79)
Voor het college van de Staten van Holland zal het
punt van samenkomst destijds gebleven zijn als tot dus
verre, t. w. ten westen van de kapel. Nog steeds was
hun invloed niet groot; zij moesten zich vooral onder
Karel V nog al eens laten vertegenwoordigen op de
vergaderingen der Staten-Generaal (voor het eerst in
1465 samengekomen als „les deputez des trois estaz de
nos pays de par de ga”, bestaande uit Vlaanderen, Brabant,
Henegouwen, Holland en Zeeland), welke te Brussel of
Mechelen werden gehouden, waar algemeene zaken als
het toestaan van generale beden ter goedmaking van
buitengewone oorlogskosten werden behandeld. Voor
dien tijd werden dergelijke zaken meer geregeld in eigen
kring besproken, behandeld en goedgekeurd. Naar die
opvatting bleef zich veelal de houding der afgevaardigden
regelen; doch zij gaven toe, wanneer tevens nieuwe
voordeelige voorwaarden ten opzichte van hun gewest
werden toegekend. De opgeroepenen beslisten ook over
algemeen geldende placcaten, terwijl dat hunne aanwezig
heid bij overdrachten van bewind over deze landen mede
werd gevorderd.